Waarom is kritisch denken zo moeilijk


Mensen, met inbegrip van studenten, zijn van nature nieuwsgierig, maar denken niet van nature (Willingham, 2009). Bij het nemen van een beslissing of het vellen van een oordeel wordt onderscheid gemaakt tussen Type 1- en Type 2-denken op basis van de dual processing-theorie (Evans, 2011; Kahneman, 2012).


Type 1 en Type 1 denken

Type 1-denken vertegenwoordigt de 'standaardmodus' van de hersenen, die buitengewoon efficiënt is in het nemen van beslissingen of standpunten door gebruik te maken van 'shortcuts' of 'heuristieken' (Heijltjes, 2019). Gangbare heuristieken zijn onder meer de beschikbaarheidsheuristiek (die snel toegankelijke informatie uit het geheugen gebruikt; Tversky & Kahneman, 1973) en de representativiteitsheuristiek (die informatie vergelijkt met bekende patronen; Tversky & Kahneman, 1974).

Type 1-denken maakt onbewust gebruik van deze heuristieken en stelt ons in staat snel te redeneren zonder veel mentale inspanning, wat ons ook een gevoel van vertrouwen geeft in onze oordelen en beslissingen (Evans, 2003). Hoewel Type 1-denken nuttig en voldoende is in veel eenvoudige alledaagse situaties, kan het in complexe situaties leiden tot onjuist redeneren (Stanovich, 2011). Het beheersen van Type 1-denken (automatische piloot) en de overgang naar bewust, gecontroleerd denken, ook wel Type 2-denken genoemd, vergt echter aanzienlijke inspanning, die wordt gekenmerkt door doelgerichte denkstappen die een sterk werkgeheugen vereisen (Heijltjes, 2019

Kritische denkvaardigheden en houdingsaspecten

Kritisch denken wordt gekenmerkt door Type 2-denken (Toplak, West, & Stanovic, 2014), waarbij vaardigheden zoals interpretatie, analyse, evaluatie, redenering, uitleg en zelfregulering nodig zijn (zie figuur 2) (Facione, 2020). Hoewel deze kritische denkvaardigheden te onderscheiden zijn, worden ze vaak samen gebruikt wanneer een student redeneert of argumenteert (Heijltjes, 2017).

Bovendien vereist kritisch denken ook aspecten van houding, die ook wel disposities worden genoemd (Facione, 1990). Facione (1990) beschrijft de disposities die samenhangen met kritisch denken als volgt: de student streeft naar waarheid, is open, nieuwsgierig, systematisch en analytisch, en heeft zelfvertrouwen. Daarnaast is de student cognitief volwassen, wat betekent dat de student zich ervan bewust is dat er meerdere plausibele opties bestaan en dat problemen en het onderzoek ernaar soms niet helder en gestructureerd verlopen.


Wat is van belang?

Om denkfouten te voorkomen het essentieel is dat een student zich bewust is van de mechanismen die tot denkfouten kunnen leiden (Type 1 denken), terwijl anderzijds voldoende kennis, vaardigheden en disposities nodig zijn om Type 2 denken te bevorderen (Stanovich, 2011). 

Onderzoek (Heijltjes et al., 2014) toont aan dat kritische denkvaardigheden, zoals redeneren en argumenteren, zich nauwelijks spontaan ontwikkelen tijdens de opleiding van studenten, zelfs niet wanneer ze worden blootgesteld aan vakspecifieke inhoud. Het is noodzakelijk dat vaardigheden zoals kritisch denken expliciet en herhaaldelijk worden onderwezen (Elen et al., 2019).

Om studenten kritisch te laten denken is de docent aan zet!