Ontwikkelen van houdingsaspecten bij studenten
Dispositie gerichte benadering
Perskins et al. (1993) erkennen het belang van vaardigheden, zoals eerder beschreven. Zij pleiten echter voor een visie die verder gaat dan een op vaardigheden gerichte aanpak en stellen een dispositiegerichte aanpak voor. Ze betogen dat kritisch denkvermogen bestaat uit drie elementen: capaciteiten, gevoeligheden en neigingen. Capaciteiten verwijzen naar de vaardigheden die nodig zijn om de houdingsaspecten uit te voeren, gevoeligheden verwijzen naar de omgeving die gelegenheden moet bieden om het gedrag te vertonen. Met neigingen wordt de bereidheid bedoeld om zich daadwerkelijk op een bepaalde manier te gedragen.
Perkins et al. (1993) stellen dat het conventionele model, waarbij de docent een les voorbereidt en kennis doorgeeft aan de student, en de student deze informatie ontvangt en vervolgens handelt, mogelijk voldoende is als het doel alleen is het verwerven van inhoudelijke kennis maar onvoldoende is om de elementen die van invloed zijn op de ontwikkeling en cultivering van disposities (houdingsaspecten) te bevorderen. Perkins stelt vast dat studenten de neiging hebben om zich te gedragen op een manier die wordt ontlokt, aangestuurd en ondersteund door de omgeving. Met dit in gedachten past een enculturatiemodel, waarbij de nadruk wordt gelegd op een algehele educatieve omgeving, terwijl een conventionele aanpak vooral de nadruk legt op de inhoudelijke kennis die moet worden verworven (Brown, Collins, Duguid, 1989; Costa 1991; Perkins, 1992)


Enculturatiemodel
In een context zoals een klas met studenten kan enculturatie op drie op elkaar versterkende manieren plaatsvinden: via culturele voorbeelden, culturele interacties en directe instructie in culturele kennis en activiteiten. Met betrekking tot kritisch denken zou dit kunnen betekenen: a) het creëren van voorbeelden van disposties in de leeromgeving, b) het ontlokken van interacties tussen studenten en tussen studenten en docenten waarbij de dispositie het onderwerp is, en c) het rechtstreeks aanleren van de dispositie.
Stel bijvoorbeeld dat een docent studenten zou willen aanmoedigen om meer reflectief en evaluerend te zijn over hun eigen denkprocessen (een van de disposties voor kritisch denken volgens Perkins). Op basis van het enculturatiemodel dient de omgeving van de student, bijvoorbeeld het klaslokaal, zo te worden ingericht dat deze wordt blootgesteld aan voorbeelden van de te ontwikkelen dispositie, zoals posters, filmbeelden, gastcolleges, enzovoort. Vervolgens creëert de docent situaties waarbij studenten met elkaar samenwerken en waarbij de dispositie centraal staat, bijvoorbeeld door hun handelingen te gebruiken om hun eigen denken te monitoren en evalueren. Studenten kunnen elkaar hierbij coachen. Ook door middel van het voeren van een dialoog met een medestudent of docent, waarbij rechtstreeks naar hun denken wordt gevraagd, kan een interactie verbonden aan de dispositie worden ontlokt.
Ten slotte wordt er lestijd gecreëerd voor directe instructie van de dispositie reflecteren en evalueren rechtstreeks in verband met de vakspecifieke inhouden van het onderwijs van de student (Palinscar & Brown, 1984). Perkins et al. (1989) stellen dat de volledige klassenomgeving het enculturatieproces van de student(en) beïnvloedt. De fysieke omgeving van de student moet bevorderlijk zijn en gedrag ontlokken ten behoeve van de gekozen dispositie.